30/06 Oslo dag 2

3 juli 2019 - Oslo, Noorwegen

Onze tweede dag in Oslo begon met een rustig ontbijtje en iets na tien uur gingen we op weg naar het pelgrimscenter dat een dikke kilometer verderop lag. De dag was goed ingepland: eerst onze pelgrimspas ophalen, dan een bezoek brengen aan het middeleeuws kasteel met vesting Akershus en daarna het Munch museum bezoeken. We hadden die ochtend ontdekt dat de Nationale Galerij, waar o.a. de schreeuw van Munch hangt, permanent gesloten is tot 2020. Het Munch museum was een logisch alternatief aangezien daar het tweede origineel van zijn beroemdste schilderij hangt. Maandag zouden we dan de Oslopass kopen (een kaart waarmee je gratis musea kan bezoeken en met het openbaar vervoer rijden) en enkele eilandjes op het schiereilandje Bygdøy bezoeken.

De strakke planning was buiten de medewerkers van het pelgrimscenter gerekend. Het huisje was dicht en de telefoon werd niet opgenomen. Via sms vernamen we dat de assistent ziek was en ze daarom dicht waren. Fantastisch, heel ons schema om zeep. Druk overleggend gingen we richting toeristencentrum in het station om meer info te winnen en pasjes te kopen. Een pas voor 24u kost 445 NOK (bijna 50 euro) maar als je je tijd goed indeelt kan je daar veel musea mee afschuimen en je voordeel mee doen. Onderweg passeerden we het kerkhof waar Ibsen en Munch begraven zijn en de St. Olavskerk, waar net een mis bezig was.

We besloten om eerst het Akershus te bekijken, en passeerden onderweg op de dijk het zeer moderne, strakke operagebouw aan het water dat een ijsberg moet voorstellen. Akershus Slott is een middeleeuws kasteel met vesting uit de 13e eeuw dat doorheen de eeuwen regelmatig opgelapt is geweest waardoor het architecturaal een lapjeswerk is van verschillende stijlperioden. Het kasteel wordt ook vandaag nog gebruikt door de staat voor verschillende plechtige gelegenheden. Zelfs in de kapel worden nog missen opgedragen en kinderen gedoopt. Er zijn tevens twee musea ondergebracht (verzet en wapens) en ook het leger (armed forces) is daar gehuisvest.

Vanbinnen zag het eruit zoals het een oud kasteel betaamt: donker en mysterieus. Gelukkig kregen we een audiogids mee voor de nodige informatie. Ook enkele ghost stories over de geesten van de daar gestorven mensen mochten niet ontbreken: verhalen over verhongerde dienstmeisjes en vermoorde Zweedse boeren met paard. Het kasteel is in de eerste helft van de 17e eeuw verbouwd tot een renaissance gebouw door Cristian IV, koning van Noorwegen en Denemarken. Blijkbaar was hij een van de populairste koningen ooit in deze regio; hij reorganiseerde het leger, begon met een mijnindustrie, gaf de Noren hun eigen post en breidde het Akershus uit. De man had ook een groot ego want hij liet de stad Kristiania noemen na de grote brand en heropbouw in 1624. Pas in 1925 zou de hoofdstad terug Oslo heten, of [Eushlo] zoals de Noren het zeggen. Bij het verlaten van het kasteel zagen we, naast de gebruikelijke hordes japanners, een groepje mensen zwaardvechten. Ook liepen er enkele verklede mensen rond, altijd leuk om te zien.

Na het kasteel was het tijd om onze 24-urenpas te activeren en het bootje te nemen naar het schiereiland. Aangezien we maandag naar het pelgrimscenter moesten, hadden we besloten om enkele musea van maandag op zondag te doen. Als eerste gingen we het piramidevormig gebouw van Fråm binnen, een van de beste musea van Oslo. En terecht. Fråm is het allereerste Noorse schip dat gebouwd werd om expedities naar de noord- en zuidpool mee te ondernemen. De initiatiefnemer was Fridtjof Nansen, die de eerste expeditie leidde tussen 1893 en 1896. Hij liet een schip bouwen met een speciale vorm waardoor het door het ijs van de arctische oceaan naar boven zou geduwd worden en zo kon meedrijven met het ijs van het oosten naar het westen. Het schip had een molen op het dek om zelf elektriciteit op te wekken en alle voorzieningen om 12 man enkele jaren aan boord te laten leven.

Fråm werd daarna gebruikt voor een expeditie naar Groenland en in 1910 voor een derde expeditie onder leiding van Roald Amundsen, ook een nationale held, naar de zuidpool. Over de laatste is trouwens zeer recent nog een film gemaakt. Dat originele schip staat sinds 1936 in het museum en we konden zowel op het dek als in het ruim rondlopen. Rondom het vaartuig zijn verdiepen gebouwd met zeer uitgebreide infoborden, foto's en voorwerpen. Er is ook een kleine horrorgang om de kinderen wat schrik aan te jagen en beneden zijn enkele interactieve activiteiten. Er staat ook nog een kleiner schip in het museum, de Gjøa, maar daar waren ze nog aan het werken.

We besteedden veel meer tijd dan voorzien in het museum en kwamen helemaal verbluft buiten. Voor het volgende museum, dat recht ertegenover lag, hadden we bijgevolg maar 40 min tijd. Het kon-tiki museum bleef in het maritieme thema maar op een geheel andere plaats. Thor Heyerdahl, een zooloog, had enige tijd doorgebracht op het eiland Fatu Hiva in de pacifische oceaan en had daar de theorie ontwikkeld dat in vroegere tijden mensen van Zuid-Amerika helemaal naar daar waren gevaren op een vlot. Hij werkte tien jaar aan een thesis daarover maar niemand wilde hem serieus nemen en ook zijn subsidies begonnen te slinken. Thor besloot dan maar om zelf een gelijkaardig vlot te bouwen en van Peru naar Oost-Polynesië te varen. De expeditie was een succes. In het museum was het Kon-tiki vlot zelf te zien alsook een papyrusvlot (Ra II) van een latere expeditie. Het museum was niet zo indrukwekkend als Fråm maar zeker een bezoekje waard.

Na een ijsje namen we het bootje richting Oslo centrum en daar de tram naar huis. De avond werd afgesloten met een stevige portie pasta met gehaktballen en een spelletje Ticket to ride dat Koen uiteraard weer won.

Foto’s